• Beste forum bezoeker,

    Om actief deel te nemen aan discussies of om je eigen onderwerp te starten, heb je een spelaccount nodig. REGISTREER HIER!

nederland vs belgie tellen maar

Aeva

Chef
...dan zag het er heel erg slecht voor hem uit. Wat die kobolten ook wilden het had iets met zijn kamp te maken. En omdat ze hem niet eens hadden opgemerkt dacht de tovenaar dat zijn geur verborgen werd gehouden door iets anders. Wacht... dat kon alleen maar de toverkruidendrank zijn. Potverdriedubbeltjes, dacht de tovenaar al snuffend. Zul je altijd zien: is dat drankje eindelijk afgekoeld gaat het zo smerig ruiken dat het aanlokkelijk wordt voor 24 kobolten.
 
De gedachtengang van de tovenaar werd woest verstoord door een bloedstollende perfect simultane dierlijke brul uit 25 kelen. De rondedansers en hun leider stonden stokstijf stil, met pijnlijk gekromde verkrampte ruggen, hun wijd opengesperde monden gericht op de hemel. Dit was zijn kans! Nu of nooit! Zijn staf! De drank!
 

Aeva

Chef
Met een superieure reflex, waarvan hij zelf zou staan kijken als hij daar de tijd voor zou hebben, greep de tovenaar zijn staf en maakte hij een fantastische edoch wanhopige (of andersom natuurlijk) snoekduik naar de toverdrank. Razendsnel nam hij een paar flinke slokken, bonkte met zijn staf op de rotsige bodem en sprak een oeroude toverspreuk uit. Uit zijn keel kwamen vervolgens 24 bloedstollende kreten waardoor de kobolden als versteend bleven staan om vervolgens een voor een als het fijne zand in een loper langzaam uiteen te vloeien.

Pfff... dat is dat, dacht de tovenaar. Maar de haren in zijn nek stonden nog recht overeind. Uit zijn ooghoek zag hij reptielenhuiden. Wááááát???
 
Wat was dat nu weer? Hier had hij allemaal geen tijd voor . Hij moest nog 23 raadsels oplossen om de bron van de eeuwige jeugd te vinden. Hoeveel sloken van dat drankje moest hij er ook al weer en hoeveel had hij er al genomen? Hij wist het niet meer precies. Gauw nam hij nog een paar slokken , zwaaide zijn toverstaf en plotseling was hij omhuld door een dikke rookwolk. Nadat deze opgetrokken was keek hij verbaasd om zich heen. Waar was hij nu weer beland?
 

Aeva

Chef
Waar het ook was: die enge grote kobold in de reptielenhuiden was er in ieder geval niet.
Dat bleek dan ook het enige pluspunt, concludeerde de tovenaar nadat hij behoedzaam had rond gekeken. Hij was in een grot. Een kleine donkere grot. Zonder uitgang. En zonder zijn flesjes toverdrank. Alleen het flesje dat hij in zijn hand had, dat was er wel met iets van 22 slokjes over als hij hele kleine slokjes zou nemen.
 
Hij moest terug naar zijn huifkar met de andere flesjes en het grote boek met de raadsels anders kon hij niet verder. Grote kobalt in reptielenhuid of niet , hij moest terug. Hij sprak de toverspreuk uit om de voorgaande ongedaan te maken en poef hij was weer terug in zijn kamp. Gelukkig was dat enge beest niet meer te zien. Eerst legde hij alle spullen in de kar en de eenhoorn er voor zodat hij gelijk weg kon als dat nodig was. Hij ging in de kar zitten en bij het licht van een lantaarn las hij nog 21 keer de opdracht en zijn aantekeningen door. Ineens zag hij welke kant hij op moest. Naar het oosten en snel ging hij onderweg.
 

Aeva

Chef
Maar daar dacht de extra grote kobold in het reptielenpak anders over. Uit het niets verscheen het enge beest en versperde hem de weg naar het oosten. Daar gaan we weer, dacht de tovenaar. Dat vond de kobold kennelijk ook en hij hief opnieuw zijn gezangen aan.
De tovenaar zag poef poef poef 20 'gewone' kobolden verschijnen... ook allemaal midden op de enige weg naar het oosten.
 
Wat wilde ze toch van hem? Hij wachten nog 19 seconden op wat se gingen doen maar ze deden niets, alleen maar zingen. De tovenaar pakte het grote boek en keek of er iets over de kobold in de opdracht stond. Aha, hier stond iets, telkens als hij onderweg een ander wezen tegen kwam moest hij vriendschap sluiten door wat tijd met ze door te brengen en eten met ze te delen. Nou daar was hij dan klaar mee, nog meer oponthoud. Zo kwam hij nooit bij die bron maar goed als dat een deel van de opdracht was moest het maar. Hij liep naar ze toe, toverde op de open plek naast de weg een tafel met wat stoelen er omheen en het nodige voedsel en drank er op. Toen nodigde hij ze uit plaats te nemen.
 

Aeva

Chef
De gewone kobolden namen plaats en vielen aan op het heerlijke buffet met allemaal gewaardeerde recepten van de omi's en de nonna's uit het rijke koboldverleden. Alleen die ene engerd met de reptielenhuid leek het h e l e m a a l niets te vinden. Dat maakte de tovenaar onrustig, maar voordat hij weer iets onbesuisds zou doen, zoals zichzelf per ongeluk naar een kleine donkere grot toveren, telde hij tot 18...
 
en besloot hij een gok te wagen. In zijn beste Kobolds sprak hij de engerd in de reptielenhuid aan: "Gulioz duruth gorotu ushoday?"
De engerd keek eerst fronzend en begon toen onbedaarlijk te bulderlachen. Hij stak minstens 17 van de overige kobolden aan, die zowat stikten in hun voedsel van het lachen. De grote kobold brulde: "Ushhaakum ashillzag thurizarmar ashpeauku iniuum ushonguuth ashug shrakad, thuruth ashhoulmar iluakum guakum iniut! De kobolden grinnikten kwaardaardig, en enkelen van hen namen hun mes dreigend in hun klauw. De grote kobold prikte met zijn vinger naar de tovenaar en zei: "Jij praat onze tong zo slecht, wij gaan jouw tong afsnijden!".
 
De tovenaar stotterde dat hij ook geen kobold was en alleen maar vriendelijk wilde wezen. Hij wist anders ook niet ,anders dan door hun taal te proberen te spreken, hoe hij kontakt met ze kon maken. Nu hij wist dat ze ook zijn taal spraken was het makkelijker. 16 van de kobolden gingen weer zitten om verder te eten maar eentje kwam er naast die grote staan en keek de tovenaar wantrouwend aan. Hij wilde alles van de tovenaar weten want vreemdelingen kwamen er niet hier tenzij ze kwade bedoelingen hadden.
 
De grote kobold gaf de kobold naast hem een afkeurende duw en het arme wezen vloog wel 17 armlengtes weg. Hij pakte een roestig, maar scherp uitziende dolk uit een schede op zijn heup, met een handvat van wat de tovenaar een menselijk bot leek. En hij wees ermee in de richting van de tovenaar: "Hahaha! Maak jou geen zorg, oude man, hahaha! Grothkar gaat zijn mes niet vuil maken met je bloed. Maar waarom deel je wel lekker voer met ons, maar niet wat in die ketel zit?" Hij wees met zijn dolk naar de ketel met de toverdrank.
 
De tovenaar keek naar de ketel en vroeg: "Het resttandje van mijn soep? Ik denk dat het nog maar 16 slokjes zijn dus niet genoeg voor jullie allemaal." Gelukkig had hij het meeste in kleine flesjes gedaan en veilig in zijn kar opgeborgen. Alleen jammer dat hij dat restje in de ketel had laten staan. Als hij had geweten dat het deze kobolds aan zou trekken had hij het weg gedaan maar nu stond hij hier en wilde die engerd er ook iets van. Nou ja, als het er voor zorgde dat hij verder kon voor uit dan maar. Het was toch maar om te helpen raadsels op te lossen en hij zag hier bij die engerd geen raadsels die opgelost moesten worden dus zou het wel geen kwaad kunnen, dacht hij.
 
De grote kobold brulde triomfantelijk: "Grothkar neemt drank!". Hij stoof naar de ketel, en 17 kobolden maakten vol ontzag plaats voor hem. En in een grote slok ging de hele inhoud van de ketel bij hem naar binnen. De kobolden keken hun leider vol verwachting aan. De grote kobold keek wat lodderig kwaadaardig uit zijn ogen. En priemde opnieuw met zijn dolk naar de tovenaar. "Rare soep, oude man."
 
De tovenaar probeerde zo luchtig mogelijk te doen. "Vind je? Het is maar gewoon een soepje van 16 verschillende groenten en kruiden ,hoor. Niets bijzonders." Ondertussen keek hij zo onopvallend mogelijk, vanuit zijn ooghoeken, naar de koboldleider om te zien wat er gebeurde met hem terwijl hij de ketel omspoelde en in zijn kar zette.
 
De koboldleider keek zo'n 17 seconden lang met iets van vagelijk aangescherpt intellect in zijn kwaadaardige varkensoogjes de tovenaar aan, liet toen een harde boer, duwde een paar kobolds opzij en begon ook te eten. Of beter gezegd te vreten: wie ooit een groep kobolden gezien heeft die het ene na het andere gerecht hun kauwla in schuiven, zal beamen dat het met eten minder te maken heeft dan met vreten. De tovenaar slaakte een zucht van opluchting en vertrok. Zijn hand rustte op het boek.
 
Eenmaal buiten het zicht van die vretende kobolden zette hij er flink de gang in want hij had al genoeg tijd verloren. Na 16 minuten rijden was hij op de plaats aangekomen waar hij meende te moeten zijn. Hij pakte het grote boek en zijn aantekeningen om uit te vogelen of dit inderdaad de juiste plaats was en wat hij hier moest doen want voor hem lag een grote lege grasvlakte waar niets of niemand te zien was.
 
Na een korte speurende blik over de grasvlakte voor hem, begon de tovenaar verwoed te bladeren in het boek. Hij moest en zou die aantekening vinden. Hij was nog maar net 17 bladzijden door toen voor hem zijn oude vriend en mede tovenaar Aezodram verscheen met een teleporteerspreuk. Hij was zwaar gewond en kon nog net één woord uitbrengen voor hij bewusteloos ter aarde stortte: "Peregrim...".
 
Snel sprong hij van zijn kar, renden naar zijn vriend toe om te zien hoe hij er aan toe was en om zijn wonden te verzorgen. Het duurde nog 16 minuten voordat Aezodram bij kwam. Telkens opnieuw mompelde hij : "peregrim". Wat bedoelde hij hiermee? Wie of wat was peregrim? Waar kwam hij nu vandaan en hoe was hij zo gewond geraakt? Al deze vragen tolde door de tovenaar zijn hoofd maar zijn vriend was nog te zwak om hen antwoord te geven dus wachte hij geduldig af.
 
En zo ging hij de nacht in, gezeten naast zijn vriend. Hij probeerde diverse herstelspreuken, en zowaar leek Aezodram daar iets van op te knappen. Hij hield op met het prevelen van "Peregrim" en raakte in een rustige slaap. Dat duurde de rest van de nacht en een groot stuk van de volgende dag, wel 17 uur lang. Net voor het vallen van de avond deed Aezodram zijn ogen open.
 
Bovenaan