Slag 11, en Mauriel keek de tovenaar indringend aan met haar betoverende zeegroene ogen, waarin vlekjes parelmoer fonkelden. Ze had hem precies waar ze hem hebben wilde, ongeduldig, ongemakkelijk, niet in controle over de situatie. Dit zich zo groot voelende heerschap moest maar eens voelen hoe de verhoudingen werkelijk zaten. Ze sprak met de kenmerkende bekorende toonzetting die ze als iedere zeemeermin zo goed beheerste: "Kijk eens wie de golvende weiden bij ons hebben aangespoeld, waaraan danken wij de eer van je bezoek?"