Strijdlied van Arlathan
O dapper volk van Arlathan,
wij trekken weer ten strijde!
De een gaat voor het prijzengeld,
de ander is op roem gesteld
en wij? Wij gaan voor beide!
O dapper volk van Arlathan,
wij halen onze doelen.
We gaan op pad, maar eerst gaan wij
nog naar de dwergenbrouwerij
om onze mond te spoelen.
O dapper volk van Arlathan,
wij heffen onze glazen.
De vijand mag dan talrijk zijn,
maar heus, ze krijgen ons niet klein,
dus laat ze lekker razen.
O dappel volk van Arlathan,
– hé, herbergier, blijf schenken! –
wij gaan voor goud, wij gaan voor winst!
Wij worden eerste op zijn minst!
Zo niet... nee, niet aan denken!
O fakkel dolk van Altarzan,
wij fijn al falverwege;
een goed begin is 't halve werk
en wij fijn doeper, star en sterk,
dus ploosten op de zege.
O doppel valk van Alladin,
hou op met dat gegrinnik!
Voluit, allee, nog één glus bier
en dan faan wij op avontier,
want wij sijn onverwinnik,
O appelflap van olifant,
...